Met gebruik van rasters in Nitro PDF Professional kunnen koppelingen, formuliervelden en andere objecten nauwkeurig op een pagina worden geplaatst. Als de functie is ingeschakeld, is het raster op uw PDF-pagina’s zichtbaar; dit wordt echter niet afgedrukt wanneer het document wordt afgedrukt. De rasterweergave kan naar wens worden aangepast; zo kunt u bijvoorbeeld de standaardeenheden, lijnkleur, lijnafstand en andere opties instellen.

Met de optie Uitlijnen op raster worden objecten op de dichtstbijzijnde kruising van lijnen in het raster uitgelijnd. Als een object wordt getekend, verplaatst, of als de grootte ervan wordt gewijzigd, ‘springt’ het object weer naar de dichtstbijzijnde kruising van lijnen, ook als het raster niet zichtbaar is.

Tip: als u uw vorm of object niet naar de gewenste plaats kunt verplaatsten, dient u de optie Uitlijnen op raster uit te schakelen.

Het raster tonen of verbergen:

  • Schakel op het tabblad Beeld in het groepsmenu Linialen het selectievakje Raster tonen in of uit. Als er een vinkje in het selectievakje wordt weergegeven, is het raster zichtbaar.

Uitlijnen op raster in- of uitschakelen:

  • Schakel op het tabblad Beeld in het groepsmenu Linialen het selectievakje Raster tonen in of uit. Als er een vinkje in het selectievakje wordt weergegeven, is de optie ingeschakeld.

Rasterweergave aanpassen:

  1. Klik in het menu van de toets Nitro PDF NitroPDF nitro%20pdf%20button Formuliervelden op raster uitlijnen op de optie Voorkeuren.
  2. Selecteer Eenheden en raster in het deelvenster links.
  3. Selecteer de gewenste opties en klik op OK.

 

Eenheden en rastervoorkeuren

De volgende opties zijn beschikbaar voor het instellen van eenheden en rastervoorkeuren:

  • Standaardeenheden. Hiermee worden de maateenheden voor het raster ingesteld.
  • Rasterlijnkleur. Hiermee wordt de kleur van de rasterlijnen ingesteld.
  • Hoogte tussen lijnen. Hiermee wordt de verticale tussenruimte tussen de rasterlijnen bepaald. U kunt een waarde van 0 t/m 1000 opgeven, inclusief decimalen.
  • Breedte tussen lijnen. Hiermee wordt de horizontale tussenruimte tussen de rasterlijnen bepaald. U kunt een waarde van 0 t/m 1000 opgeven, inclusief decimalen.
  • Rasterafstand linkerrand. Standaard begint het raster in de linkerbovenhoek van de pagina. Met deze instelling kunt u het horizontale beginpunt van het raster op de pagina instellen.
  • Rasterafstand bovenrand. Standaard begint het raster in de linkerbovenhoek van de pagina. Met deze instelling kunt u het verticale beginpunt van het raster op de pagina instellen.
  • Onderverdelingen. Hiermee stelt u het aantal rasterlijnen voor iedere rastersectie van het raster in.

 

 

Formuliervelden op raster uitlijnen